PRO
JUSTITIA
Rol No 10318
Parket No: 6325
Terechtzitting van den 23 januari 1919
In Naam der
Koningin!
De arrondissements-rechtbank te
's Hertogenbosch, tweede kamer,
in de zaak
van den Officier
van Justitie, eischer bij
dagvaarding van
den 27 december 1918
TEGEN |
Johannes Petrus Maria
Huybregts, 19 jaar, sigarenmaker, geboren 24 oktober 1899 te
Tilburg, wonende te Gestel.
Gedetineerd.
Beklaagd van ter zake
dat hij op of omstreeks elf December 1918 te Woensel-althans elders
in Nederland opzettelijk wederrechtelijk zich heeft toegeeigend
tabak, eigendom van M.Bak althans van een ander dan van hem,
beklaagde welke tabak hem ter verwerking was toevertrouwd en hij uit
dien hoofde anders dan door misdrijf onder zich had.
Gehoord den Officier van Justitie in zijn requisitoir, strekkende
dat het der Rechbank behage den beklaagden schuldig te verklaren aan
het bij dagvaarding ten laste gelegde en te veroordeelen, tot een
gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van **hechtenis.
Gezien het
proces-verbaal der terechtzitting van den 16 januari 1919 en de
verdere stukken van het geding.
Nadat ieder Rechter zijn gevoelen geuit heeft volgens de Wet.
Overwegende dat tegen de behoorlijk gedagvaarde doch niet ter
terechtzitting verschenen beklaagde verstek is verleend.
Overwegende dat ter terechtzitting is voorgelezen een bevelschrift
dezer rechtbank waarbij de zaak tegen beklaagde is verwezen naar de
terechtzitting.
Overwegende dat een ter terechtzitting voorgelezen ambtseedig
verbaal van J.J. Stevens, onbezoldigd rijksveldwachter in eigen
waarneming zakelijk inhoudt, dat hij op 11 december 1918 des
namiddags omstreeks 71/2 uur op den beklaagde bevond 4 pakjes tabak,
welke hij, relatant, in beslag nam.
Overwegende dat de beklaagde ter terechtzitting heeft bekend, dat
hij op 11 december 1918 was sigarenmaker te Woensel op de
sigarenfabriek van M Bak: dat hij, beklaagde toen van den
tabak-dekblad dien hij ontvangen had 4 pakjes heeft meegenomen om
hem zelf op te rooken; dat die tabak niet aan hem, beklaagde,
toebehoorde en niemand hem vergunning gaf om zich die tabak toe te
eigenen; dat hij voormelde vier pakjes tabak ter terechtzitting
aanwezig ziet;
Overwegende dat de navolgende getuige ter terechtzitting onder eede
gehoord ieder afzonderlijk uit eigen waarneming hebben verklaard:
Stevens: conform den voormelden inhoud van zijn verbaal er uit
eigenwaarneming aan toevoegende, dat de ter terechtzitting aanwezige
tabak door de hem als voorzegd in beslag genomen is.
Van Tuijl: dat hij gedurende de maand December 1918 was
meesterknecht op de sigarenfabriek van M.Bak gelegen te Woensel, dat
de beklaagde toen aldaar als sigarenmaker in dienst was, en deze
omstreeks 11 December 1918 ter bewerking om die omsigaar te
wikkelen, van hem,getuige, tabak ontvangen als ter terechtzitting
aanwezige; dat die tabak aan M.Bak toebehoorde en hij aan den
beklaagde geen vergunning gaf om zich die tabak toe te eigenen.
Overwegende dat door voormelde gerechtelijke bekentenis van den
beklaagde en door de aanwijzingen voortvloeiende uit voormelde
inhoud van verbaal en uit voormelde getuigen verklaringen wettig en
overtuigend is bewezen hetgeen aan den beklaagde bij dagvaarding is
ten laste gelegd evenals zijne schuld daaraan, met dien verstande
dat de feiten zijn voorgevallen op 11 december 1918 onder Woensel,
en de tabak toebehoorde aan M.Bak, zijnde misdrijf voorzien en
strafbaar bij artikel 321 Wetboek van Strafrecht.
Overwegende dat voormelde bewezen verklaarde handelingen van den
beklaagde als eene voortgezette handeling moeten worden beschouwd.
Rechtdoende:IN NAAM DER
KONINGIN!
Verklaart den beklaagde schuldig aan: Verduistering.
|